Het bodemvoedselweb is een circulair systeem van eten en gegeten worden. Bodembiologie bestaat uit allerlei grote en kleine organismen. Alleen een theelepel grond bevat al meer levende organismen dan er mensen op aarde leven. Een gezonde bodem bevat per hectare dus wel tonnen aan bodemleven.
Onderzoek heeft aangetoond dat in een vruchtbare zandbodem 4,5 ton bodemleven voorkomt. Dit zijn micro-organismen zoals schimmels en bacteriën, pissebedden, springstaartjes, beerdiertjes, mijten, spinnen en grotere dieren zoals muizen en mollen. En natuurlijk wormen in diverse soorten, waarvan de pendelaar (een verticaal in de grond pendelende regenworm) een belangrijke rol speelt bij bodemstructuur en beluchting. Al deze organismen leveren een bijdrage aan het bodemvoedselweb en zijn onmisbaar voor een vruchtbare en gezonde bodem.
Microscopisch kleine organismen in de bodem zijn bacteriën. Deze zijn instaat om voedsel (nutriënten) beschikbaar te maken voor planten. Naast bacteriën dragen ook schimmels hieraan bij. Een van de groepen schimmels die een belangrijke rol speelt is mycorrhiza. Mycorrhiza-schimmels dragen bij aan de voedselvoorziening van planten en leven op hun beurt weer samen met bacteriën. Dit noemen we symbiose: het tot elkaars nut samenleven van organismen.
Schimmels en bacteriën worden opgegeten door aaltjes. Doordat aaltjes hierop foerageren komen er ook weer voedingsstoffen vrij waar de plant over kan beschikken. Veel van de voedingsstoffen die op deze wijze vrijkomen blijven gedurende enige tijd in het bodemvocht opgelost. Dit bodemvocht, of de bodemoplossing, werd vroeger wel ‘het bloed van de bodem’ genoemd. Dit is een mooie vergelijking die het belang aangeeft van een goede samenstelling van de bodembiologie.